in de studio als de aanval van een regiment cavaleristen; en er kwam geen eind aan.
Maar nooit is de vara voor één gat gevangen geweest. We richtten het program zo in, dat altijd bij het eind van de eerste voorstelling grammofoonplaten werden gedraaid.
De jongens van de Nieuwendijk konden op de trap keet schoppen zo hard ze wilden... niemand in het land, die er enig vermoeden van had.
En dan waren er de straatzangers. Die zijn in Amsterdam nog steeds zeer populair. In die jaren was de hoofdstad boordevol van deze na-maak-Caruso's. Verder had je de harmonikaspelers, en de mondorgelvirtuozen.
Op zulke Heden oefenden steegjes een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Dat is te begrijpen. Voor de gewone man bestond de zegen van de geluidsversterking nog niet. Die slimme jongens speelden in steegjes, omdat daar het geluid wat extra echo kreeg. Maar bovendien is een steeg een strategisch gunstige plaats. Het maken van muziek of het openbare zingen op de publieke weg is zonder vergunning verboden. (Artikel weet-ik-veel van de Amsterdamse Politieverordening). Zo'n straatzanger stelde dus een mannetje op aan de ene ingang van de steeg, en een mannetje aan de andere ingang. Kwam er een diender in zicht, dan verdween de delinquent ongemerkt in de menigte, hetzij aan de ene kant, hetzij aan de andere uitgang van de steeg.
Het beroerde was, dat juist de Dirk van Hasseltsteeg bij deze actieve muziekliefhebbers zeer in trek was, omdat er voor de Royal meestal een lange rij mensen stond te wachten om binnengelaten te worden. Allemaal muziekliefhebbers.
In de studio lag de penningmeester van de vara op de loer met een zak met kwartjes.
Als een straatzanger in de buurt kwam, kwam Jan Lebon in actie: 'Hier broer, hier heb je een maffie, en wat ik zeggen wou, doe me een lol, ga een endje verderop zingen.'
Het is gebeurd, dat een haringventer er een slaatje uit wilde slaan. Elke zaterdagavond duwde hij zijn gezonde apotheek door de Dirk van Hasseltsteeg. Haringen, uitjes, en vooral leverworst in het zuur.
45