״Geestelijk leven" beter kon heten ״Het leven der geestelijken." Het was zeer leerzaam. Wie dat allemaal aanhoorde en niet beter wist, moest wel tot de conclusie komen, dat Abram Lincoln indertijd de slavernij had afgeschaft voor iedereen, behalve voor de directie en de redactie der N.V. Arbeiderspers. Maar in werkelijkheid liep het nogal los. Als Ankersmit met zijn gevoileerde stem het congres had verteld hoe de vork precies aan de steel zat, applaudisseerden de eens zo alwetende afgevaardigden minzaam en zij betuigden, een dag later, luide hun bijval, wanneer, altijd met algemene stemmen, besloten werd het maar weer eens een jaartje met die krukken aan te zien en in elk geval hun onmiddellijk ontslag tot zolang op te schorten. We waren weer ingehuurd.... Het geheim was, dat de critiek niet tam, doch wel in hoge mate verdraagzaam was. Dat is wel duidelijk gebleken toen de nobele figuur Stuuf Wiardi Beekman, voor de eerste maal als hoofdredacteur zijn beleid tegenover het congres verdedigend, snaaks opmerkte, dat hij liefst geen spruitjes bij het avondeten nuttigde, maar dat hij toch eens in de zoveel weken aan dat gerecht moest geloven, omdat de rest van het gezin er dól op was. Die vergelijking is daarna eindeloos herhaald, in vergaderingen, in brieven aan de hoofdredactie, in particuliere gesprekken. Ook de lezers van de krant moesten op hun tijd met journalistieke spruitjes genoegen nemen. Dat begreep men. De Partij had nooit geleerd van zijn hart een moordkuil te maken. Ieder vogeltje zong zoals het gebekt was en voor de rest, even goede vrienden hoor, en sans rancune!
Als de voorzitter eenmaal de debatten over het beleid van het Partijbestuur, het werk der Kamerfractie, de krant en nog vele andere nuttige maar niet altijd even noodzakelijke instituten tot een voor iedereen bevredigend slot had gebracht, ontwaakten de bezoekers op de publieke tribune uit hun halve dommel. Nu zou dan eindelijk gaan gebeuren wat hen gedurende twee Paasdagen van huis naar een rokerige congreszaal had gelokt. Niemand bleef op de corridors rondhangen. Alle tafeltjes en stoeltjes in de zaal waren bezet; de eerste met documenten, de laatste met afgevaardigden. De gasten kwamen binnen. Die interesseerden zich veelal slechts voor de grote kluif; en de rest van de tijd draaiden ze stukjes. De gladiatoren hielden hun intocht. Het debat over de grote politieke kwestie begon. De brandende, de actuele, de sensationele kwestie. De kwestie, die zoals iedereen wist, de partij dreigde te verscheuren. De
30