gestoelte en begon voor de beantwoording der geuite critiek meteen zoveel geluidsvolume te ontwikkelen, dat iedereen vol spanning zat te wachten op het ogenblik, waarop zijn stembanden het zouden begeven. Zo luid spreken, hield een mens hoogstens vijf minuten uit. Maar Kees maakte er met gemak vijf kwartier van. Onverstoorbaar werkte hij aantekening na aantekening af. Nooit heeft de somberste nurks zich durven beklagen, dat Kees Woudenberg één enkele opmerking in zijn repliek had veronachtzaamd. Onderscheid maakte hij niet. Hij behandelde iedereen met de vriendelijkheid van een tank. Wanneer hij vond, dat enig onderwerp con sordino moest worden behandeld, liet hij zijn stem zakken tot orkaansterkte; maar dat kwam hoogst zelden voor. Al zaten middelerwijl de bezoekers op de publieke tribune ongeduldig naar de klok te kijken en al raadpleegden ze voor de zoveelste maal het papiertje, dat met een afschuwelijk germanisme ״dag-orde" was geheten, ze moesten nog even lijdzaam blijven. De hoofdschotels van het congres zouden pas later worden opgediend: het actuele politieke debat en tegen het einde, de grote inleiding van Albarda. Dit was nog maar de hors-d'oeuvre; soms een tikje gepeperd. Eerst moest nog de redactie en de directie van „Het Volk" spitsroeden lopen. O, die debatten over de krant! Ik heb me eens verstout in een particulier gesprek tegen een afgevaardigde te zeggen, dat hij, goed beschouwd, het recht miste over de krant te oordelen; tenslotte was ik journalist en hij niet. Ieder in zijn vak, nietwaar? Waarop deze vrind slagvaardig riposteerde: „Hoor's Sluyser, da's flauwe kul. Ik kan ook geen eieren leggen, maar daarom weet ik wel of een ei stinkt." Daar stond ik. De krant had zijn lezers een jaar lang geleerd niet te berusten en van begeerte naar beter vervuld te zijn; bij de critiek bleek, dat in elk geval deze lessen aan de afgevaardigden goed besteed waren geweest. Geen journalistieke autoriteit ontsnapte aan hun speurend oog. Men had wat te bedillen op de nauwgezetheid der correctoren, de ijver der bezorgers, het lettertype van de loterijlijst, de avonturen van inspecteur Wade („Waadde") en het zakelijk beleid der directie. Esperantisten betuigden in het Nederlands hun aanhankelijkheid aan een wereldhulptaal. Geheelonthouders verzuimden niet te bepleiten, dat de advertentie-afdeling zich in elk geval geheel moest onthouden van alcoholische annonces. En er was altijd wel iemand, die het stok-oude mopje uit de sloot haalde, dat de rubriek
29