De Partij

Titel
De Partij

Jaar
1947

Druk
1947

Overig
1ed 1947

Pagina's
83



Voor het overige was de tekening van Hahn Sr. natuurlijk wel pathetisch. Wie de twee, drie dagen dat het congres duurde de zittingen bijwoonde, bemerkte van dat vuur en die fakkels gemeenlijk nu en dan slechts iets; hij zag het congres pas goed, weken later, wanneer alle kleine en grote bijeenkomsten waren vervaagd en alleen de essentie in zijn herinnering was overgebleven. Het congres was, van vlakbij gezien, een zeer zakelijke bedoening. In de hal zat het personeel van het secretariaat en regelde de betaling der onkosten; daar begon het mee. De visite ging niet dadelijk door naar de publieke tribune, maar ze drentelde een beetje tussen de afgevaardigden heen en weer. Iedereen schudde iedereen de hand. Afdelingssecretarissen stonden met opschrijfboekjes gereed om een gevierden spreker aan te schieten en meteen een datum af te spreken; een minuut persoonlijk contact is meer waard dan honderd papieren brieven, vooral wanneer het er op aankomt een spreker te strikken. Het geheel had de sfeer van een drukke jaarbeurs. Pas veel later zocht men, langzaam en overal even staan blijvend voor nog even een handdruk of een praatje, zijn plaats op, die met de naam van de provincie op een groot stuk karton reeds van verre zichtbaar was. Het Partijbestuur zat plechtig achter de tafel. Vliegen, de voorzitter, die alleen maar recht voor zich uit keek, wanneer hij het congres toesprak en verder op het groene tafelkleed tussen zijn handen voor zich zat te staren, alsof hij ingeslapen was, maar geen woord ontging hem. Daar zat de onverschrokken professor W. A. Bonger, de kwikzilveren Mendels (״Maupie"), de bewegelijke Kleerekoper („A.B.K."), de levendige maar toch altijd een tikje zwaarmoedige Boekman („Boek") en Jan Willem Matthijssen, van wien de een zegt, dat hij zo geslepen is als een vos en de ander, zo geslepen als een diamant. (Ik houd het op allebei.) Ankersmit, die altijd schreef en Jan Duys, die nooit kon zwijgen. (Het moet me van het hart, dat ik, ook in de diepste vernedering, die hij zichzelf gedurende de latere jaren berokkende, nooit recht kwaad op Duys heb kunnen zijn, omdat ik hem gezien had in het uur van het zwaarste persoonlijke leed, toen zijn geest begon te dwalen.) Daar zat in latere jaren Henri Polak, wijs als hadde hij reeds vele mensenlevens op aarde verkeerd. En de kleine S. R. de Miranda („Monne") keek er met zijn felle oogjes de zaal in. Hij is met zovele bekende en onbekende partijgenoten gegaan door de broze wand, die het leven scheidt van de dood.... Later zat er Jan Oudegeest en weer later

27

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.