elkander zijn geworden.) Peuter ik het zielkundige complex wat fijner uit elkander, dan geloof ik, dat ze eigenlijk allemaal gebukt gingen onder een teveel aan verbeeldingskracht en een tekort aan inzicht in de menselijke boosheid. Ze ploeterden hard voor hun gezin. Ik zou warempel niet onder ede durven verklaren, dat ze in hun dagelijkse handel en wandel nooit een gemeenheidje uithaalden. Misschien waren ze zelfs wel trots op de handigheid, waarmee ze in kleine handelszaakjes en dergelijke, een lotgenoot een beentje hadden gelicht. Maar ook in hun borst woonden, ach, twee zielen. Een mens is nooit slecht voor zijn plezier. Ze werden voortgedreven door een diepe hunkering naar een wereldje, waarin geen zorgen zouden bestaan. Waar ze tevreden met hun gezinnetje een kleine portie rust en aards geluk zouden kunnen genieten, zonder dat ze behoefden te denken aan de zorgen van morgen. Als de werkweek ten einde was, zaten ze op de rustdag 's avonds aan de gedekte tafel. Dan aten ze een tikje lekkerder dan op gewone dagen. En als op de rustdag de zon scheen, gingen ze wandelen, feestelijk aangedaan in een pakje van C. & A., de meisjes in stijve schorten, de jongens in een matrozenpakje met een wit koordje over de linkerkant van de borst en een fluitje eraan. Tevreden waren ze dan.... als kleine burgers, zegt de revolutionnaire bohémien. Wat zou er van de wereld terecht komen, als er geen kleine burgers bestonden? Zij droomden zich een wereld, waarin de werkdag de sfeer van de rustdag zou verwerven. Als men het met een nieuwerwetse term wil aanduiden, zou men moeten zeggen: ze verbeelden zich, dat zij zekerheid van bestaan konden veroveren, voor hen zelf, voor hun kinderen en voor de kinderen van andere mensen. Hun inzicht in de boosheid van den mens deed hen geloven, dat niemand met een hart in zijn lichaam dat verlangen zou willen dwarsbomen. Hun socialisme was, vonden ze, immers zo eenvoudig te begrijpen. Als zij, met hun beperkte ontwikkeling, haarfijn snapten wat de gevierde spreker op de vergadering hun voor de zoveelste maal uitlegde of wat in de dubbeltjes-brochure omstandig was verklaard — welnu, waarom kon dan een gestudeerd man uit de bourgeoisie zich niet tot dat begrip opwerken? Dat kón niet alleen onverstand zijn. Daar moest wat anders achter zitten! Die bourgeois wilde de redelijkheid van hun verlangen naar een wereld met een beetje geluk voor iedereen, eenvoudig weg niet zien. Hij was een egoïst, een brandkast met een menselijk uiterlijk, een slecht mens, laten
20