bestuur. Zij had de brochure-verkoop voor haar rekening. Die avond ventte zij luidkeels met ״Een sociaal sprookje" van A. H. Gerhard. De vergadering begon ruim een half uur te laat. ״We kennen onze klanten", zei de colportrice tegen me, ״de voorzitter wacht met beginnen tot al het nachtvolk binnen is." De voorlezing der notulen duurde een goede twintig minuten. Ze werden ״zonder op- of aanmerkingen en onder dankzegging aan den tweeden secretaris onveranderd goedgekeurd". Vervolgens las de secretaris lijzig een stuk of wat mededelingen voor. De penningmeester vestigde nog eens de aandacht op de steunlijsten — totaal onnodig voor het overige, want iedereen wist van hun bestaan af. En daarop zetten we onze tanden in de eigenlijke agenda. Als ik me goed herinner bevocht men elkander in de Partij toen op het mes over de vraag: wèl wethouders of geen wethouders? Het kan ook zijn, dat we elkander die avond naar het leven stonden over: twee of drie of geen wethouders. Misschien ook waren we doodsvijanden vanwege de lonen der gemeentewerklieden. Het kan ook zijn dat we alleen maar met elkander overhoop lagen over de vraag of sociaal-democraten de opening der Staten-Generaal konden bijwonen zonder hun beginsel in het algemeen en Marx in het bijzonder te verraden.
Wellicht echter was men mild ontsticht, omdat een van onze wethouders H.M. de Koningin plechtiglijk had ontvangen, toen hij als locoburgemeester fungeerde. Maar het is ook mogelijk, dat we ons tot op de grens van een apoplexie opwonden om een andere zeer ernstige kwestie, die ik totaal vergeten ben; er is sindsdien zoveel gebeurd. Hoe het ook zij, rechts stond fél tegenover links. Dat weet ik zeker! Niemand wist van wijken. De voorzitter zei, dat hij neutraal was. ״Dan behoor je dus tot de rechtervleugel", interrumpeerde iemand. Hij aarzelde bij het begin van elke nieuwe zin. Maar ik vond zijn argumentatie nogal stevig. Rhetorisch was hij echter bepaald de mindere van den voornaamsten woordvoerder der linkerzijde. Die werkte met citaten — o, die citaten in redevoeringen, alsof mensen, precies als mummies, nooit van mening mochten veranderen. De citaten reeg hij aan elkander met mopjes en grapjes. Onophoudelijk knetterde gelach en applaus in de zaal. Maar toen tegen het eind van de vergadering gestemd werd, bleek de voorzitter toch een stevige meerderheid voor zijn standpunt te hebben gewonnen.
17