het straatdebat op de markt (we sloegen geen Zaterdagavond over) was hij, dat moet ik erkennen, onbestreden meester. Wij vreesden hem geducht. Eens — dat was in de oorlogsdagen van 1916 — sprak Schaper in het Concertgebouw. Het onderwerp van zijn speech had iets te maken met de landsverdediging. Herinner ik me het wel, dan werd Schaper indertijd nogal aangevallen, omdat hij in een of ander artikel of toespraak gezegd zou hebben, dat hij, als het land in gevaar was, naar de grenzen zou snellen. Of ״woorden van deze strekking", zouden ze in de rechtzaal zeggen. Wij — zeventien jaar waren we inmiddels geworden — waren felle anti-militaristen. Eigenlijk waren we van plan geweest de vergadering van Schaper te boycotten — uit protest. Maar er werd verteld, dat de anarcho-syndicalistische flabberdas zou komen debatteren. Dat kaantje lieten we ons niet ontnemen. Hij kwam inderdaad in debat. De puntige stem prikte de ene venijnigheid na de andere de zaal in. Wij werden onrustig. Eigen is eigen en vreemd is vreemd. Al hadden we het helemaal niet op Schaper begrepen, per saldo bleef hij partijgenoot; en de flabberdas was de vijand. Maar de oude Schaper had als gewoonlijk minder last van zenuwen dan zijn auditorium. Die zat doodbedaard achter de tafel, totdat de debater door de zaal gilde: ״Ik.... ik zal nooit het militaire pak aantrekken. Mij zal men daartoe niet verplichten." Toen stond Schaper op, liep doodbedaard naar voren en vroeg droogjes: ״Waarom niet? Heb je een breukkie?"
Zeg nu niet lezer, dat deze vraag een minderwaardig debat-handigheidje was. Ik ontken dat. Van het hele debat herinner ik me niets anders dan dit ene incident. Een psycholoog moet maar eens haarfijn uitleggen waarom die, eigenlijk niets ter zake doende vraag, mij voor het eerst (maar niet voor het laatst) in mijn leven deed twijfelen aan de practische zin van het anti-militarisme, zoals we dat toen beleden. Die ene vraag: ״Heb je een breukkie?", is trouwens aan dien anarcho-syndicalist blijven kleven als pek. Hij kon in geen ־vergadering, in geen debat-standje op de markt, zijn mond open doen of er was altijd wel iemand, die gilde: ״Heb je misschien een breukkie?" Die vraag heeft hem gedood, figuurlijk dan altijd. Spoedig verdween hij van de politieke vlakte. Hij werd bestuurder van een of andere vrije vakbond. Nog later ging hij in de aannemerij. Daar was heel in het begin van de eerste wereldoorlog een grote vergadering in het Concertgebouw. Kamiel Huysmans sprak er. Toen
14