de vijand heeft doorstaan. En Gijs kan eventueel een boodschap van baas Geldrop mee terugnemen.'
Klaas Daatselaar nam op zich naar Hilversum te gaan. Hij zou Gijs in vertrouwen nemen en afspreken, hoe hij Dirk en Willem zou kunnen bereiken, wanneer hij eenmaal wist wat er met baas Geldrop was gebeurd.
'Het is een ingewikkelde wereld geworden', zuchtte Dirk. 'Om iemand, die tien minuten lopen hiervandaan woont een boodschap te geven, moetje over Hilversum reizen.'
'Als de Duitse bezetting geen ander ongerief zou geven dan dit', zei Daatselaar, 'zou de moeilijke tijd nog meevallen.' 'Ik ben bang, dat de moeilijke tijden voor ons land nog moeten beginnen', zei Willem op sombere toon.
Toen ze een dag later hoorden dat Gijs Bikstra aan Daatselaar verslag had uitgebracht van wat baas Geldrop hem had verteld, slaakte iedereen een zucht van verlichting.
'Dat is geen kinderachtigheid geweest', zei Willem, 'geloof maar, dat de cultuurdragers van Hitier hem ongenadig hebben gemarteld. Dat geboefte staat voor niets. Niemand zou het hem kwalijk nemen, als hij tenslotte voor de folteringen was bezweken.' 'We ontmoeten in deze tijd elke dag op straat meer helden dan er in de boekjes van de vaderlandse geschiedenis voorkomen', zei Daatselaar.
'En wat minstens zo belangrijk is', zei Dirk, 'dat is, dat er geen verraad in het spel is geweest. Het was stom toeval, dat iemand op straat me herkende, en nog stommer toeval, dat een Duitse agent hoorde hoe er gezegd werd: die knaap zit toch in Londen, hoe komt die nou hier?'
'In elk geval', zei Willem op zeer besliste toon, 'gelast ik je nu om subiet uit Mokum te verdwijnen. Zulke dingen kunnen inderdaad door een toeval gebeuren, maar als het goed afloopt, moet je het meer beschouwen als een waarschuwing, dat je dergelijke grapjes niet moet herhalen. We verdwijnen uit Amsterdam en dat doen we beslist niet per trein. We gaan fietsen.'
26