Door storm en duisternis

Ze regelden nog een aantal bijzonderheden. Daarna zei Willem: 'Ze zullen baas Geldrop op een verschrikkelijke manier onder handen nemen. Net zo lang, totdat hij alles bekent en dan gaat hij naar één of andere gevangenis, waarschijnlijk hier in Amsterdam, in afwachting van wat de moffen berechting noemen. We moeten zien te weten te komen, of hij naar de Amsteiveense weg of naar de Weteringschans gaat'. Ze vermoedden, dat baas Geldrop naar een berucht Duits huis op een van de grachten was gebracht. Lien nam op zich, morgen daar in de buurt een oogje in het zeil te houden. Zo kwam het, dat Baas Geldrop, toen hij werd vrijgelaten, Lien met een kinderwagen op het trottoir zag wandelen. Enkele minuten nadat baas Geldrop de vrijheid had teruggekregen, belde Lien de Daatselaars op.

'Onze vriend is op weg naar huis. Ik ga even het kind en de kinderwagen aan de wettige moeder teruggeven en dan kom ik naar jullie toe.'

Toen ze weer allemaal bij elkaar in de kamer van de Daatselaars zaten, was het grote probleem: hoe komen we nu baas Geldrop weer vrij is, met hem in contact om te weten te komen, wat de Duitsers wél en wat zij niet weten? De Duitsers zullen hem vast en zeker nog schaduwen. Tenslotte zei Dirk Poldervaert:

'Ik denk, dat ik een middeltje weet om bij de Geldrops poolshoogte te nemen. Jullie weet, dat ik vóór mei 1940 bij de omroep heb gewerkt. Aankomend reporter. Mijn baas was Gijs Bikstra, in het hele land bekend. Gijs is prima-prima. Hij is bij de omroep weggegaan, omdat hij geen zin had voor Zes-en-een-kwart¹ te werken. Nou, die Gijs is een achterneef van Baas Geldrop; toen we destijds die inval in de kelder van de N.S.B. deden en baas Geldrop me in mijn kraag had gegrepen, omdat hij dacht dat ik een echte inbreker was, toen heeft hij zijn achterneef Gijs gebeld en die heeft destijds voor me ingestaan.² Het is heel logisch, dat een familielid op visite komt om te horen hoe baas Geldrop de liefderijke behandeling van

25

¹  Zes-en-een kwart: scheldnaam voor Seyss Inquart

²  Zie 'Tussen speurders en spionnen' blz. 62