«5K
Vrouwen zoals zij gingen alleen maar naar de synagoge, wanneer ze een bevalling achter de rug hadden, wanneer een kleinzoon kerkelijk meerderjarig werd, of wanneer het huwelijk van een familielid ingezegend werd. Maar haar kleinkinderen leerde ze: I 'Als je op straat een blaadje uit een gebedenboek vindt, mag je het niet weggooien. Dan moetje het naar de synagoge brengen. Weggooien is zonde voor God.'
Het naleven van de lang niet eenvoudige spijswetten, die de godsdienst voorschrijft, kostte haar niet de minste moeite. Geen normaal mens voelt het als een offer, wanneer hij geen verlangen koestert naar een schotel met hondenvlees, of mensenvlees. Varkensvlees eten stond voor grootmoeder Gitele gelijk met kannibalisme; de vergelijking deugt niet, ik weet het, maar ik kan het niet anders uitdrukken.
Al die grootmoeders uit de buurt geloofden onvoorwaardelijk in een kracht, die iets met de Naam uitstaande had. Ja, Naam met een hoofdletter. Al haar oudste kleinzoons heetten daarom naar haar overleden man, Meyer. Wee, als een van haar kinderen, die uitbreiding van een jong gezin verwachtte, de eersteling een andere naam wilde geven.
'Je mag van niemand een naam stelen. Dat brengt ongeluk aan,' waarschuwde grootmoeder.
'Ja maar, moeder... Meyer is zo'n ouderwetse naam... als ik het gezegende kind nu eens Max noem.' Zei grootmoeder snibbig:
'Het zal nog zo ver komen, dat ze in de synagoge spreken van de Vijf Boeken Max in plaats van de Vijf Boeken Mozes.' Geen schoonzoon of schoondochter heeft zich aan de verplichting der naamgeving durven onttrekken.
88