'Hij lijkt me wat zwaar.' Giechelde grootmoeder: 'Moet je hem wegen voordatje er aan begint.' Even na zes uur hoorden we op de trap een gestommel en geschuifel; alsof kruiers met moeite een zware antieke linnenkast door het nauwe portaal wrongen. Juffrouw Granaat leek in onze kleine woning omvangrijker dan ooit.
Ze zat bij ons aan tafel en keek zielig toe toen wij soep lepelden. Ze staarde in een leeg bord, toen wij groenten en aardappelen en een stukje vlees aten. Toen de mergtaart op tafel kwam, ging ze een beetje in de leunstoel verzitten. De armleggers drukten in het kwabbige vlees van haar armen. Niemand van ons gezin nam een groot stuk van de vettige taart; we maakten ons zelf wijs, dat we zo bescheiden waren om juffrouw Granaat te ontzien. Haar portie was nog kleiner dan het onze. Ze zat er eerst een hele poos naar te kijken. Zei ze: 'Gijn, dat ik nou plotseling moet denken aan de tijd toen ik nog een heel klein meisje was en ik een koekje van mijn moeder zaliger kreeg. Weet u wat ik dan deed? Dan ging ik met mijn koekje naar de keuken of naar de voorkamer waar niemand was, en dan nam ik een speld en die stak ik in het koekje en dan likte ik die speld af enne dan prikte ik weer en likte weer af, zo had ik heel lang aan één koekje. Als ik nou een speld had zou ik dat stuk mergtaart net zo willen opeten, heel, heel, heel erg langzaam.'
'Nebbisj' zei grootmoeder. Vroeg juffrouw Granaat: 'Nebbisj ? Waarom nebbisj ?'
Ze griste het stuk taart van haar bord, propte de krater van haar mond vol.
67