Mopperde moeder:
'Hou dan op met die rot-handel.'
'Ik heb vandaag meneer Scherpenzeel gesproken. Volgende week heeft heel Amsterdam twee en veertig graden koorts.' Zei moeder: 'Blinde Maupie.'
(Blinde Maupie was een straattype uit de buurt. Als men hem iets vertelde, dat hij niet geloofde, zei het kippige mannetje: 'Als ik het zie, geloof ik het, eerder niet.') Antwoordde vader:
'Ik heb toch maar tien kistjes citroenen in voorraad genomen. Als de prijzen oplopen, ben ik tenminste binnen.' Het schijnt inderdaad wel eens te zijn voorgekomen, dat meneer Scherpenzeel hem een goed advies had verstrekt. Maar niet alleen met de negocie, ook met onze huishouding bemoeide zich meneer Scherpenzeel.
Laat ik, bij wijze van voorbeeld, de geschiedenis vertellen van twee buurmeisjes van ons, want meneer Scherpenzeel speelde er een rol in.
Eén hoog bij ons op de trap woonden twee zusters. Met die twee was iets vreemds aan de hand. Overdag sliepen ze meestal. Tegen schemering gingen ze kuieren, altijd keurig opgetuigd. Hoge kaplaarsjes en, weer of geen weer, witte parasolletjes. Ze heetten Sientje en Dientje de Zon. 'Ze konden beter Sientje en Dientje de Maan heten', vond grootmoeder. Beweerde vader:
'Het zijn geen mensen. Het zijn nachtuilen. Ze komen geen avond eerder dan twee uur thuis.' Zei moeder:
50