dat goedmoedige bontwerkertje heimelijk een bloeddorstige agressor zijn? Maar Sidney bleef stil voor zich uitkijken en langzaam alsof hij elk woord woog, zei hij: 'Het erge van zo'n vliegtocht is, dat je zoveel tijd hebt om na te denken. Je zweeft boven de wolken en er is geen maan, alleen maar sterren, miljoenen sterren waar je tussen hangt. Je hebt helemaal niet 't gevoel, dat je je verplaatst. Je bent zelf een ster enne dan wordt je hoofd zo leeg van binnen, hoe zal ik het zeggen, leeg en vol tegelijkertijd. Dat klinkt gek, maar zo is het toch. Leeg van gewone gedachten en vol van andere gedachten, gedachten over iets, dat geen naam heeft. Soms denk ik wel eens, als je dood bent zweef je zo tussen de sterren.' 'God beware,' viel Jankele verschrikt uit, 'zulke gedachten mag een mens niet hebben.'
Sidney scheen de woorden van zijn vader niet te hebben gehoord.
'...en dan plotseling zegt de schipper op zijn intercom, dat we het doel naderen, of dat we over tien minuten afweergeschut krijgen en jagers. Dan schrik je wakker. En dan zie je de eerste jager opkomen. Een zwarte schim, een donker gat in het tapijt van glinsterende sterren. En nog een jager, en weer een. De boordschutter in de neus van het toestel begint te schieten. Ik zelf wacht nog even. Ik wil het wit van hun ogen zien, voordat ik schiet... en dan ratatatata...'
Sidney was gaandeweg luider gaan spreken. In het kleine kamertje klonk zijn stem koud en hard.
'En dan zie je opeens een vlam voor je; je hebt er eentje geraakt. Er is een vuurrode fakkel, die door het luchtruim suist. Een brandend potlood, lang en vurig. Soms zie je dan de piloot van de jager in zijn cockpit zitten, doodsbleek van de angst.'
220