het weglaten van het godsdienstig ceremonieel. Maar Sidney zong toch eerst met luide stem de litanie van de Sabbath-bruid, die we vreugdevol tegemoet gingen treden. Ernstig. Hij zong om zijn vader een pleizier te doen, zei hij. Jankele, naast me, fluisterde:
'Is dat niet een groot geluk. Op vrijdagavond je zoon, de held van de Airforce bij je aan tafel, voor geen miljoen pond ga ik uit Londen weg.'
Het was warm en benauwd in het kleine kamertje. Het eten was vet en zwaar. Van het trapportaal zweefden de geuren aan, het aroma van het grote huis met zijn vele bewoners. Op straat was het stil. De donkere gordijnen van de luchtbescherming waren nu dichtgetrokken; want buiten begon het grijs te schemeren, en Ben wilde met licht op eten. Het was in het vertrekje om te stikken. Maar in die kleine begrensde ruimte hing toch een sfeer van intimiteit en van klein aards geluk. Jankele zat nu stil voor zich uit te staren. Bijna onmerkbaar aaide hij de hand van Sidney.
'Vertel eens wat,' brak Ben de broze sfeer van vertrouwelijkheid, 'ben je al boven Berlijn geweest ?' Sidney wilde liever niet over zijn werk praten. 'Militaire geheimen,' grinnikte hij, 'de vijand luistert mee.' 'Oei,' hoonde Ben's vrouw, 'aan een Sabbathmaal zeker, waar is de vijand? Amalek lust geen aardappelpoffer, daar komt geen Duitser door heen.'
'Hmmm,' zei Ben met een bloeddorstige grijns, die komisch was in zijn lobbesachtig gezicht, 'wat zou ik graag eens een keertje met je meegaan, een paar honderd van dat tuig doodgooien, pats... pats... en schieten... ratatatata...' Ben was opeens aan een hysterische opwinding ten prooi. Zou
219