trek op zijn gelaat. En hij liet me niet lang in twijfel over de oorzaak van zijn goed humeur.
'Jan Gerrit Bronkema heeft bekend,' zei hij, 'vanmorgen om zeven uur heb ik hem opgezocht. Voordat de wijzers van de klok een halfuur verder waren, heeft hij me gelijk gegeven.' "t Is niet waar,' zei ik verbaasd.
'Luister goed,' ging Zephyr verder. 'Ik heb je van begin af aan gezegd, dat de vent niet deugt. Het kwam er alleen op aan de bewijzen te vinden. De ezel heeft daar netjes voor gezorgd. Als hij die Bijbel niet achter de broodtrommel had verstopt, liep hij nu al weer vrij rond. Ik heb die Bijbel gisteravond bestudeerd. Blaadje voor blaadje heb ik met een loupe afgezocht. Totdat ik in Samuel I een klein gaatje ontdekte, dat met de punt van een fijne naald onder een letter was geprikt. Toen wist ik zeker, dat ik beet had! Het heeft me de hele nacht gekost om de andere gaatjes te vinden, maar toen ik om half zeven de Bijbel dichtsloeg, had ik van alle lettertjes, die met gaatjes waren aangegeven, een adres in Stockholm samengesteld.' Ik keek hem met ongeveinsde bewondering aan. Hij hield zich ofhij niets van deze onuitgesproken lof merkte, en ging voort: 'Ik heb er, toen ik weer met dat heerschap sprak, niet veel drukte over gemaakt. Ik kwam in zijn cel binnen. Ik zei: 'Goeie morgen.' Hij zei: 'Ook goeie morgen.' En ik zei verder: 'O ja en je moet ook de groeten hebben van Svenson in Stockholm.' Hij zakte, bij wijze van spreken, voor mijn ogen in elkaar. Bekende alles meteen. Hij was natuurlijk al kapot. Doodgewone spionnage over de schade, die de bombardementen in Londen aanrichten. Geschreven met geheime inkt op onschuldige brieven naar een vriend in Stockholm. Stiekem meegegeven in de post van kantoor. Er zou nooit een haan naar gekraaid hebben.'
207