'Ja, een maand of twee geleden. Ik heb van de eerste dag af het rare gevoel gehad, dat de vent niet zuiver op de graad is.' 'Hoe ziet hij er uit ?'
׳Dat weet ik niet. Ik heb hem bij mijn weten nog nooit gezien en ik ben ook niet van plan hem spoedig te gaan zien.'
Bij stukjes en beetjes vertelde hij mij toen een verhaal, het verhaal van Jan Gerrit Bronkema.
Als er Nederlanders uit het vaderland waren ontsnapt en in Engeland aangekomen, werden ze in een soort gesticht ondergebracht. Daar werden ze door allerlei ambtenaren uitgevraagd. Ambtenaren, die gegevens moesten verzamelen over Nederland. En natuurlijk ook door officieren, die moesten uitpluizen of er spionnen onder deze Nederlanders scholen. Deze officieren nu maakten van hun bevindingen uitvoerige rapporten, die langs een of andere ambtelijke lopende band door allerlei bureaus schoven. Een van de stations was de lessenaar van Zephyr. Bij een ploegje Nederlanders, zeven in getal, die een maand of twee geleden met een bootje waren aangekomen, bevond zich ook die Jan Gerrit Bronkema. De zeven lui waren ondervraagd. De dienstdoende officieren hadden geen enkel verdacht teken opgemerkt. Niets, letterlijk niets. Als grappige bijzonderheid werd verteld, dat de opvarenden van het bootje dolgelukkig waren, toen ze hoorden, dat ze veilig en wel in Engeland waren aangekomen. In het bijzonder die Bronkema. Echt iets voor een sentimentele Engelsman om de 'human touch' in een ambtelijk rapport niet te vergeten. Die Bronkema zong de hele dag vaderlandse liedjes. Hij zat nu al bijna twee maanden in dat gesticht (zolang duurden de ondervragingen soms) en het was nog steeds: 'Wilhelmus', van vroeg tot laat,
201