dan geef ik slechts weer wat hij mij zelf herhaaldelijk heeft verteld. Veel sympathie voor Duitsers schijnt hij nooit te hebben bezeten, maar de Nazi's haatte hij als een besmettelijke ziekte. Hij maakte jacht op iedereen, die ook slechts in een flauwe verdenking van spionnage stond - en hij deed dat met een ijver, ja met een bezeten hartstocht, die verre uitging boven beroepsmatige plichtsbetrachting of vaderlandsliefde. Ik moet hier aan toevoegen, dat hij zelden missloeg. Wanneer Zephyr verdenking jegens iemand koesterde, kon men er bijna een weddenschap op afsluiten, dat hij vroeg of laat raak zou slaan. Het zou me niet moeilijk vallen uit de tweede wereldoorlog een zevental gevallen te vertellen, waarin Zephyr de man is geweest, die een spion ontmaskerde en naar het schavot stuurde. Maar in geen geval is zijn merkwaardig vermogen om 'spionnen te ruiken' zo sterk aan de dag getreden als in het geval van Jan Gerrit Bronkema.
Ik hoorde voor het eerst van Jan Gerrit Bronkema, toen ik
Zephyr op een middag aan de lunch ontmoette in de Londense
club, waarvan we allebei lid waren. Zephyr kwam na het eten
op de luie leren canapé naast me zitten. Hij zei:
'Heb jij wel eens van ene Jan Gerrit Bronkema gehoord? Hij
komt uit een dorpje in de buurt van Utrecht.'
'Nee... die naam zegt me niks.'
'Nooit die naam gehoord of gelezen, in een of andere lijst van N.S.B.-ers of zo?'
'Bij mijn weten niet. Maar er zijn hier in Londen toch wel mensen, die in de buurt van Utrecht hebben gewoond. Die moeten er toch meer van weten.'
'O ja... die Bronkema woont in de plaats, die hij opgeeft.' 'Is hij hier? Pas aangekomen, zeker?'
200