Toen de eerste wereldoorlog ten einde was, zei Zephyr de Fransen en hun betrekkingen vaarwel, en reisde naar Amsterdam terug. Hij kwam in de stad op de een en dertigste augustus van het jaar 1919. Koninginnedag. En wat een Koninginnedag! Het eerste onbekommerde feest na vier jaren van oorlogsdreiging, voedselschaarste en relletjes. De Kalverstraat en de Nieuwendijk waren een deinende zee van hossende, zingende mensen. Zephyr wandelde er tussen, en voelde zich op eenvoudige wijze tevreden. Maar in de bocht van de Nieuwendijk raakte hij in een opstootje verzeild. Een viertal aangeschoten matrozen probeerden twee vrouwen te betrekken in een hos-partijtje. De vrouwen weigerden. De matrozen hielden aan, werden kwaad en maakten aanstalten tot handtastelijkheden. De twee vrouwen begonnen te gillen. Zephyr sprong er op af. Eén matroos sloeg hij half bewusteloos, de tweede kreeg een schop tegen de knieën, de derde viel van agitatie op straat en de vierde liep weg. In twee minuten was het opstootje afgelopen. De deinende mensenmenigte had nauwelijks opgemerkt, dat er een kloppartijtje geweest was. De twee vrouwen klampten zich in het gedrang aan Zephyr vast. Het waren twee Engelsen. Ze waren uitbundig in hun dank, hulpeloos in hun angst voor nieuwe opstootjes en onweerstaanbaar in hun smekend verzoek om door die dappere Hollander naar hun hotel te worden teruggebracht.
Zephyr begeleidde die twee vrouwen naar het Victoria Hotel. Hij bleef er om thee te drinken. De volgende dag moest hij op de lunch komen. Hij revancheerde zich door aan te bieden de twee vrouwen de stad te laten zien, zoals vreemdelingen Amsterdam niet gemakkelijk leren kennen. De twee Engelse vrouwen verlengden hun bezoek aan Holland - dat was trouwens
197