Tijdens de maaltijd - een overdaad van spijzen en dranken; een kamer vol geruisloze bedienden; een toonladder van flessen in bonte glinsterende kleuren - vertelde Jacob me, dat hij nog altijd zaken deed. Alleen in het groot. Zeer groot. In Venezuela had hij onstuimig veel geld verdiend. Hotels laten bouwen en ze meteen weer verkocht; claims op mijnen versjacherd; wild gespeculeerd met allerlei obscure scheepvaartmaatschappijtjes langs de kust; parels laten vissen bij Santa Maddalena. O ja, geld bezat hij nu in ongetelde hoeveelheden. Maar tevreden was hij nog lang niet. Hij wilde meer, altijd meer. Na de maaltijd moest ik de vertrekken van Junior zien. Het schaap van vier jaar bewoonde zijn eigen vleugel in de reusachtige woning; met eigen dienstboden, die hem overal achterna sjouwden.
In een van de kamers was de vloer bedekt met een ingewikkelde electrische speelgoed-spoorweg. Treintjes met lichtjes. Seinarmen, die automatisch op veilig en onveilig sprongen. Spoorbomen, die geheimzinnig omhoog gingen, als het speelgoedtreintje voorbij gerateld was.
Junior riep iets in half Spaans, half Engels. Een voor mij onverstaanbaar kindergebrabbel. Maar het kind had zo'n onaangename dwingende klank in zijn stem, dat ik dacht: 'Een stevig pak slaag zal hem goed doen.' 'No,'zei Jacob afwerend tegen Junior. Het kind bleef dreinend aanhouden. 'Wat zegt hij eigenlijk?'
'Och... niets bijzonders,' zei Jacob en' .;eed schutteriger dan ooit.
Maar zijn vrouw vertelde:
'Hij zegt: Play Dutchman. To doe het nou.'
180