'Moeder, weet U nou wat de vroomste straat is ?' 'Nee!' . .. .
'De Gabriel Matzestraat.'
Elkeyiddishe mamma had een keukentje, daar stond van alles in. Haar eten had een bijzondere smaak. Ze roerde in elk gerecht een eetlepel liefde mee. Zulke moeders vond men overal, van de Nieuwmarkt tot in de nieuwste buurten van Blasiusstraat en Vrolikstraat. Ze hebben generaties koken geleerd.
Hoe gaat dat tegenwoordig? Nu de kleinkinderen van die yiddishe mamma's eigen huishoudings opzetten ? Zegt de zeer jonge huisvader van 1958:
'Vrouwtje, schatje, ließe, je soep smaakt net zo als de soep, die mijn moeder kookt...y Zegt zij vertederd: 'Kunsjt... ik gebruik óók Roy co.'
Maar er zijn uitzonderingen. Vrouwtjes, die niet kunnen koken, al zouden ze het van tien professoren hebben moeten leren. Die zijn op de wereld gekomen met twee linkerhanden en aan elke hand niets anders dan duimen. Klaagt zo'11 ongelukkig vrouwtje:
׳Ik kan nou eenmaal niet koken. Mijn handen staan verkeerd.' Luidt het antwoord:
'Nou, wie kookt dan met zijn handen ? Met zijn handen spréékt men. Koken doet men met zijn neshama (ziel).' Zo'n ongelukkig-mens-in-de-keuken is bijvoorbeeld Braggie. Bij de Burgerlijke Stand heet ze Bertha, maar er bestaat een liedje, waarvan het refrein luidt: Sjijne Bertha in haar onderbroek op straat. Daarom geeft zij de voorkeur aan: tante Braggie.
15