moord met voorbedachte rade. Daar moet ik het fijne van weten. Aflijn, ik ben naar één hoog gegaan en heb tegen Dupli-kaatje gezegd: 'Vertel eens, hebben jullie het zo armoedig, dat je kinderen bij de buren brood moeten gaan gappen ? Misschien vraag ik iets wat me niet aangaat, maar dan moet je maar rekenen, dat ik vrijpostig ben.' Nou die Duplikaatje... met zó'n lichaam, er is er weer eentje onderweg, heeft me toen verteld wat er gisteravond is gebeurd. Als je het in de krant leest, geloof je het niet. Ze zijn los, volkomen los. Er is niets meer in huis, dat de lommerdbaas in de Lepelstraat de moeite van het aankijken waard vindt. Aflijn, het was dan zo, dat Jonas, die stapelgekke zot, gisteravond tegen zijn kinderen heeft gezegd: 'wie straks zonder eten naar bed gaat en toch niet huilt, krijgt een cent van me, als beloning; nou vraag ik je! De kinderen ■zijn zonder eten en zonder te huilen naar bed gegaan, en Jonas heeft ze allemaal één cent gegeven - de laatste paar centen, die hij bezat. Maar vanochtend heeft Jonas gezegd: 'Als jullie me nou die cent van gisteravond terug geeft, ga ik er een brood voor kopen en dan hebben we allemaal te eten.' Zei grootmoeder:
'Die Jonas moesten ze met zijn kop tegen een ijzeren muur slaan, dat is geen mens, dat is een onmens.' Maar ze liet er onmiddellijk op volgen: 'Je hebt Duplikaatje toch zeker gezegd, dat ze ook het doodtrappen waard is? Waarom heeft ze de kinderen niet naar boven gestuurd?'
'Laat U zich zo graag de rekening maken ?' Van die dag af was het vanzelfsprekend, dat de buren van één hoog uit ons keukentje mee-aten, wanneer ze wilden. Als de grote pan met soep voor twee gezinnen - voor het onze
164