De halve buurt stond aan het Weesperpoortstation, toen de groep vertrok. Er werd eerst een foto gemaakt. Die heb ik onlangs weer kunnen bekijken. De jongens dragen matelootjes, die we destijds 'ijswafels van een stuiver' noemden. De meisjes giechelen onder strooien hoeden met brede randen.
Wie nu door mijn oude buurt loopt, ontwaart overal bouwvallen. Flora, waar Leon Boedels speelde, is afgebrand. Het Grand Theater waar Heijermans speelde, is een ruïne. De Schouwburg in de Laan is aan een drukkerij verhuurd. Fras-cati is een bioscoop geworden. En de Hollandse Schouwburg... De buurt is verlaten. De mensen zijn weg. Dezer dagen ben ik het gebouw van de A.N.D.B. weer eens binnengegaan. De laan heet nu: Dr. Henri Polaklaan. De hoge stoep.
De draaideur. Maar het portiershokje is leeg. Waar is Lezeman? In het holklinkende trappenhuis hangt rumoer van schuifelende voetstappen en luide stemmen. Er zijn nu allerlei kantoren in het gebouw gevestigd. Onderhuurders. De Bond zelf heeft aan een paar kleine rommelige vertrekjes meer dan genoeg. Die kamers zijn alles wat er over is van: ons Gebouw. 'We zijn niet meer dan een schim van wat we vroeger waren,' zei een van het bondspersoneel tegen me, treurend. 'Zestien honderd leden met de leerlingen mee, dat is alles wat we over hebben. De rest is weg.'
In de hal prijkt de bronzen beeltenis van Henri Polak. De bibliotheek is verdwenen. Weggehaald. Door de Duitsers of hun helpers, wat doet het er toe? Volkomen vernietigd. 'Heb jullie nog zo'n catalogus met de inleiding van Michel van Campen?'
154