wikkelde economische leerstellingen en onweerlegbare conclusies. Als enig lichtpuntje in die duisternis van geleerdheid een korte opmerking: Engels had uit zijn persoonlijke inkomsten het gezin van Marx op de been gehouden. Toen kwam aan het slot, voor ons de gelegenheid met de * spreker van gedachten te wisselen. David had een vraag: 'In welke branche was Friedrich Engels werkzaam, dat hij zoveel geld verdiende om Marx te kunnen ondersteunen?' 'Textiel,' zei de geleerde inleider, met een hatelijke klank in zijn stem.
Een paar dagen later bedankte David voor het lidmaatschap van de club. Ik geloof, dat de leider hem een stille wenk had gegeven. De economie is een moeilijke wetenschap. Jongens als David behoefden echter niet te wanhopen. Er waren nog gebieden, waarop zij wel konden uitblinken. Het toneel bijvoorbeeld. Herman Heijermans had ons tot fanatieke theater-bezoekers gemaakt. David's verstandelijke aanleg bleek eenzijdig ontwikkeld te zijn, want toneelstukken bleek hij te kunnen memoriseren, alsof hij alle rollen reeds duizend malen zelf had gespeeld. Hij gaf in zijn eentje een reprise van 'Allerzielen', te beginnen bij: 'Moet die pijp er helemaal aan?' tot aan het slot, wanneer Rita's zeeman ten tonele verschijnt. En hij kon de stem van Jan Musch beter imiteren dan Jan Musch zelf. En we werden ook ontdekkingsreizigers in de wereld van het toerisme. De jeugdorganisatie beperkte zich toch niet uitsluitend tot economie en politiek. Er werd een kamp georganiseerd. In Zeist. Het eerste kamp, waarvan de jeugd rondom de Joden Breestraat ooit gehoord heeft. Een kamp met tenten en strozakken. Zoiets had men nog nooit beleefd. Slapen in tenten, precies als de soldaten, maar vrijwillig.
153