Ze vieren hun feesten bij Zilverberg in de Zwanenburgerstraat, het stoepje op. Het is een donker zaaltje tussen muren, waarop kleine Cohennetje het landschappelijk schoon heeft geschilderd, dat geen land is, niet schappeÜjk, en niet schoon; trouwens hij is ook geen schilder.
Als Zilverberg bezet is, gaan ze naar 'Diligentia', bij de Blauwbrug, ook een pijpenla. Wordt er toevallig in het diamantvak geld verdiend en profiteert de hele buurt van het vleugje Kaapse tijd, dan worden partijen gegeven in 'Eik en Linde' in de Middenlaan; daar is 't beslist een klasse duurder in prijs. Naar 'Centraal' op de Prinsengracht bij de Weesperstraat gaan ze niet graag, 't Is een mooie zaal. Maar voor de deur staat tegen de wallekant een gemeentelijk urinoir. De zaal ligt één hoog. Wie voor het venster zit en naar buiten kijkt, heeft moeite onverschilligheid te veinzen voor de menselijke anatomie. Daarom draagt 'Café Centraal' de bijnaam: 'Café de Pisbak'. Er wordt in die etablissementen niet gekookt. Wel gesnoept. Grote botercakes en plever-taarten. Gemberbolussen uit blikken bekertjes, die eerst voorverwarmd worden op gasvlammetjes en boterkoek, schuimpjes in rose en wit en taartjes in alle kleuren, vormen en smaken.
Zo'n feest in zo'n zaal wordt overdag gevierd. Voor alle vrienden en kennissen in een zeer wijde kring. Het avondmaal behoort weliswaar tot het feest, maar dat is slechts toegankelijk voor een kleine kring, die daartoe zeer bijzonderlijk moet worden uitgenodigd. Vraagt iemand aan iemand:
'U gaat zeker ook naar de chassene van de broer van Uw aanstaande zwager?' 'Ik? Nee! Hoe zo?'
12