tijdsgrens naar beneden kent het schooltje niet. De allerkleinste kleintjes worden verzorgd in de Zaal der Jammerklachten, kortweg genaamd: krijsj, dat een woord is met twee woordspelingen. Het betekent: schreeuw en het is ook een verbastering van 'crèche'. De kindertjes worden er volgens het spoorboekje op tijd gevoed en verschoond. Ze leren liedjes zingen en ze spelen al vroeg vader en moedertje.
Maar voordat ze haar gesjiewes naar Sophie Rosenthal brengt, maakt Hannie haar ochtend-praatje met Sorie, die geen kinderen kan krijgen. Filosofeert ze:
'Ik ben waarachtig geen ontevreden mens, maar helemaal tevreden ben ik ook niet. Mijn woning is te klein. Ik moest eigenlijk één kamer méér hebben.'
Alle Joodse moeders in de hele wereld hebben altijd één kamer te weinig.
Sorie heeft heel andere zorgen.
'Iemand heeft me gewaarschuwd, dat bij juffrouw Paardje één
hoog wantzen zijn. Als Sjouwerman van de week huur komt
halen, zal ik zeggen, dat hij Noord moet sturen.'
Noord is de zuiveraar, die op de Sint Antoniesbreestraat
woont.
Zegt Hannie:
'Als zij van Paardje te weten komt, dat U het gezegd hebt, krijgen we moord en doodslag op de trap.' 'Liever moord en doodslag op de trap dan onzuiver in mijn woning.'
In de kleine woninkjes voeden de Joodse moeders uit de buurt tussen Waag en Weesperplein haar kinderen op volgens volstrekt eigen methoden. Ze kastijden de kinderen hoogst zelden.
9