zijn en duidelijk verwantschap vertonen met synagogale melodieën.
Een cent een moooooooot
Kokernoooooooot Als je niet eet Dan ga je dooooooood. De venter is niet a-religieus, maar de strikte voorschriften van het Joodse geloof beperken zijn, toch al kleine zekerheid van bestaan, ondragelijk. Daarom heeft hij een liberale interpretatie van eeuwen-oude voorschriften gevonden, die de vrede des harten niet verstoort en hem, zo lang het lukt, uit de Bank van Lening houdt. Op zaterdagmiddag maakt hij zijn karretje met handel klaar voor de avondmarkten in de Dapperbuurt of elders. Daar staat hij bij het licht van een blikkerend-witte carbidvlam nog een paar guldens bij elkaar te schreeuwen.
Moe en afgemat komt hij 's avonds in zijn straat terug. Als 't van de vertering der venters moest komen, kon de kastelein van honger sterven. De Wandelende Jood met de handkar hangt niet in kroegen. Hij dankt God, dat hij 's avonds thuis kan zijn... Het familieleven in de buurt is fors ontwikkeld. Wie het precies wil uitzoeken, komt tot de conclusie dat het geen familieleven is, maar een stamleven. Elke grootmoeder is het hoofd van een stam. Zij troont als een vorstin aan de familietafel. Zij hoort de kinderen aan. Zij spreekt recht. Maar niet zonder aanziens des persoons. Grootmoeder behoort immers zelf tot de stam. Zij heeft haar voor-oordelen; ze is ervan overtuigd, dat het voor-oordeel het beste oordeel is. De kinderen gehoorzamen haar, zij het niet altijd met gedweeheid.
De stammen beoorlogen elkander niet - Gott behuete. Ze leven in vrede en vriendschap naast en met elkander. Nu ja, vriend-
43