Zijn boekhouding opent 's morgens en wordt 's avonds afgesloten. Van afschrijving weet hij niets. Hij leeft־ van de ene dag in de andere. Het is eigenlijk een mirakel, dat hij zo blijmoedig en zo optimistisch is. Maar opgeruimdheid is hem aangeboren. Elke ochtend weer-aan sjouwt hij naar de kade met de hoop in het hart dat nu toch eindelijk de legendarische dag is aangebroken, waarop ook hij bestoken zal worden met een karwei dat een hele week duurt en misschien ook nog wel nachtwerk zal opleveren. Elke ochtend rent hij van de kade naar de Houttuinen, met een greintje teleurstelling, omdat hij geen werk kon krijgen, en een kilo optimisme, wanneer hij berekent wat een kistje citroenen zou kunnen opbrengen, als hij het geluk heeft, dat, in de winter, een griep-epidemie iedereen naar bed jaagt met een ontembaar verlangen naar hete kwast, of, dat in de zomer een plotselinge hittegolf over de stad spoelt, die de prijzen van citroenen tot ongekende hoogte opjaagt.
Als er geen griep-epidemie uitbreekt en als de hitte-golf verstek laat gaan, sjouwt hij door de straten, eindeloos, eindeloos en laat hij zijn schorre roep opklimmen langs de gevels. Hij blijft hopen op het wonder, dat hem gedurende een paar dagen uit de geldzorgen zal helpen.
Hij heeft zijn particuliere primitieve warenkennis. Hij weet, dat er maar zeven soorten peren zijn: lizabonnen, bondelewies, vijgeperen, damperen, maagdeperen, kruideniertjes en suikerperen. Hij kent slechts twee soorten appelen, altewetsje (ouderwetse) reine-doren en ster-appelen. Er zijn drie soorten pruimen, gewone wijnpruimen, dubbele wijnpruimen, en schleiers. De sinaasappelen zijn te onderscheiden in appelen met dunne schillen en appelen met winterjassen.
De venters hebben hun eigen zangwijzen, die meestal vijftonig
42