platte worpen, mastworpen, Turkse knopen en kettingslagen. Twee en vijftig weken per jaar probeert steeds dezelfde man, vele malen op één zondagochtend, die vijf en twintig gulden in de wacht te slepen. Zijn vriendschap met Moos lijdt niet merkbaar onder deze vergeefse wedijver want ze worden dikwijls gezien, samen een biertje drinkend.
In het achterste stuk van de Joden Houttuinen werkt Jaap-met-de-koek. De koek is een alibi, in waarheid verkoopt Jaap loterijlootjes in een particuliere verloting, waarmee hij hartstochtelijk alle bestaande wetten overtreedt. De prijzen zijn doodgewoon harde guldens en rijksdaalders, die in snijkoeken zijn verborgen. Elke keer als alle lootjes zijn uitverkocht, vindt de trekking plaats. De goklustigen kunnen op de uitslag wachten. Maar dienders lusten geen snijkoek. Hun afkeer is zo groot, dat zij het pubhek willen beletten koeken te winnen. Als de uitkijkers seinen, dat er te veel dak op het huis is, smijt Jaap alle koeken in een broodmand en verdwijnt door een zijstraatje. Soms zijn de lootjes dan nog niet allemaal verkocht. Gaat de trekking niet door. Zijn de loten-bezitters de dupe. Kan Jaap dat helpen? Welnee. Dat komt er nou van als de Staat der Nederlanden zich rauwelijks mengt in het particuliere initiatief.
Maar aan diezelfde machtige Staat der Nederlanden dankt Mark de Laarzenkoning zijn nering, die hij uitoefent vlak voor het huis, waar hij vrouw en twaalf kinderen fatsoenlijk groot brengt in een tweekamer-woning, recht tegenover de koeienstal van Woudenberg. Eenmaal per jaar koopt Mark in Woerden van het Rijk indrukwekkende partijen aftandse, door iedereen verworpen militaire schoenen. Hij is de grote klant van de Koningin zelf. In Amsterdam sorteert hij die Himalaya van oud leer zorgvuldig. Hier
27