״We moeten Potterolie geen oogenblik uit ons gezicht laten gaan," zei hij.
„Fijn!" juichte Edo, „spionneeren... hem overal stilletjes achterna gaan!"
„Zoo leuk is dat niet," zei neef Hendrik, „dat kan jij nu wel zoo prettig vinden, maar ik heb liever Loebas dadelijk terug."
Dat vonden ze allemaal.
„Goed!" zei neef Hendrik, „dan praten we vandaag niet meer over Loebas en niet meer over Potterolie of Zwartemes. We gaan vanmiddag een fijne wandeling maken en vanavond om zes uur gaan we allemaal naar den directeur van het circus, om het heele zaakje met hem te bespreken. Afgesproken?"
„Afgesproken, kapitein," zeiden de jongens en ze wilden opstaan van het trapje.
„Wat komt daar in de verte aan?" riep neef Hendrik opeens, „dat is daar een heele volksoploop... er is warempel een paard op hol!"
In de verte naderde in volle vaart een rijtuigje. Er liep een groot paard voor en het beest draafde pijlsnel over den weg. De menschen stoven opzij van schrik. Nader en nader kwam het rijtuigje...
„Dat is..." riep Karei en hij dorst het nauwelijks zeggen.
„Dat is de boer van „Runderrust"," riep Willem.
„Het beest is niet op hol," zei neef Hendrik, „de boer laat hem zoo hard draven... wat... wat... zie ik daar... jongens, jongens, zie je wie daar naast den boer zit... Hoera, hoera, hiep, hiep, hoera... jongens, Loebas zit naast den boer in het rijtuig... Loebas..."
En jawel hoor, nu zagen de jongens het ook! Loebas zat naast den boer in het rijtuigje en het schrandere beest blafte, dat het een aard had. De jongens sprongen in het rond van pleizier en toen renden ze het rijtuigje tegemoet. Met een schok stond het paard stil. Loebas
94