״Er is wat aan de hand met Potterolie!"
„Hij heeft een hond gestolen!"
„Van dien jongen!"
„En Zwartemes heeft het ontdekt!"
„De directeur heeft gezegd, dat hij hem zal ontslaan!"
„Welnee, hij heeft hem al ontslagen!"
Zoo spraken de menschen uit het kamp met elkander, toen Karei met zijn twee metgezellen naar den wagen liep. In den wagen telefoneerde de directeur: „De uitgangen kunnen weer vrij gegeven worden!"
Door het raampje zag Karei hoe de menschen weer gewoon in en uit liepen en vijf minuten later was alles
in het kamp of er niets bijzonders gebeurd was.
* *
*
„Kijk eens, Karei," zei de directeur na een poosje, „ik vind jou een aardige jongen, maar je heele visite aan het circus heeft ons tot dusver meer narigheid dan pleizier gebracht!"
„Dat is zijn schuld niet," zei Zwartemes.
„Dat beweer ik ook niet," zei de directeur, „maar ik zeg alleen maar dit: we hebben het heele kamp in opschudding gebracht en den hond niet gevonden!"
„In den tijd, dat wij hier voor uw wagen moesten wachten," zei Karei en de tranen sprongen hem zoowaar in de oogen, „in dien tijd heeft Potterolie den hond uit zijn wagen gehaald, heeft alles netjes opgeruimd en Loebas ergens anders verstopt."
De directeur liep heen en weer in het kleine vertrekje.
„Dat is alles heel mooi wat jij vertelt, Karei," zei hij, „maar je kunt dat allemaal niet bewijzen. We hebben een paar hondeharen gevonden... goed, wat zegt Potterolie? Hij zegt: die haren zijn van een zieken hond, dien hij verpleegd heeft. En daar staan we! Nee Karei, als je op den man af vraagt, geloof ik, dat
89