״Neen... ja... 't is te zeggen," stotterde Potterolie, die stond te trillen van zenuwachtigheid, ״'t is te zeggen, ik kan hem wel gezien hebben... maar daar heb ik niet zoo op gelet!"
״Waar is Sardelli?"
״Die is bij den troep, die in de volgende stad al vast de tweede tent opzet!"
״Hmmm... je ontkent dus, dat je den hond hebt meegenomen?"
״Ik weet nergens van, baas!"
De directeur haalde plotseling de paar hondeharen te voorschijn, die Zwartemes in den wagen gevonden had.
״Weet je wat dat zijn?" vroeg hij.
״Hondeharen," zei Potterolie.
״Precies, hondeharen... en weet je waar wij die gevonden hebben?... in jouw wagen en nu vertel je als de weerga hoe die haren daar komen... als die niet van den gestolen hond zijn, dan wil ik op staanden voet al mijn olifanten levend opeten!" bulderde de directeur.
Potterolie keek angstig rond; na een poosje zei hij:
״Ik weet het... ik heb een paar maanden geleden een van de honden uit den stal in mijn wagen gehad... dien grooten gelen hond, die toen zoo ziek was... misschien zijn ze van dat beest afkomstig!"
״Hmmm," zei de directeur, ״'t kan waar zijn... maar ik geloof er niks van... enfin, je hoort nog wel van me... Karei, Zwartemes... ga mee naar den wagen! Daar kunnen we rustig verder praten!" En tot Potterolie zei de directeur: ״Jij blijft vandaag verder in het kamp. Als ik je laat roepen, heb je onmiddellijk te verschijnen!"
״Ja directeur!" zei Potterolie gedwee en hij keek met een valschen blik naar Karei.
Te zamen met Zwartemes en den directeur wandelde Karei naar den directeurswagen. Het geheele kamp was uitgeloopen. De een vertelde het den ander:
88