zoodat hij bijna geheel schuil ging achter een rij kisten, die in het veld stonden, en zoo schoof hij langzaam in de richting van het groote hek, dat om het circuskamp stond. Karei keek hem na. Je kon zien, dat de Indiaan het sluipen gewend was, want niemand in het circus, behalve Karei, zag hoe hij, bij het hek gekomen, een sprongetje nam: wip... daar stond hij buiten en nu wandelde hij weer doodbedaard naar den ingang. Karei wachtte. Het duurde wel tien minuten, voor Zwartemes terug was. Zijn gezicht stond peinzend.
״Ik begrijp er niet veel van," zeide hij, ״Potterolie kan niet het circus zijn uitgegaan, want dan moest ik hem gezien hebben."
״Er zijn immers zooveel uitgangen!"
״Ja, maar als Potterolie ongezien met den hond het circus wil verlaten, kan hij dat alleen maar doen door den drukken hoofduitgang. Bij de andere uitgangen zouden ze hem direct vragen hoe Mj aan dien hond kwam!"
״Dan is hij nog in zijn wagen!"
״Die is op slot en de gordijntjes zijn omlaag."
״Hij kan zichzelf toch wel hebben opgesloten!"
״Waarom zou hij dat doen?"
״Dat weet ik niet!"
Zwartemes speelde met een strootje, dat hij in de hand had. Hij dacht na. Het duurde eenige minuten, toen zei hij:
״Zeg Karei... weet jij zeker, dat het jouw hond was, dien je gezien hebt?"
״Vast en zeker!"
״Dan staat ons maar één ding te doen..."
״En dat is..."
״Den directeur waarschuwen!"
״Ja!" zei Karei, ״dat is het beste, wat wij kunnen doen... die moet dan maar dadelijk gaan kijken in den wagen van Potterolie."
83