״Dag Karei, hoe gaat het er mee? Dag meneer..."
״Ik heet Zwartemes," zei de Indiaan.
״Ik moet even een boodschap naar het postkantoor doen," zei Karei, ״en hier... Zwartemes moet tabak koopen, nu zijn we samen gegaan."
״Ja," zei de Indiaan, ״maar toen hij jelui zag, deed hij net alsof hij zijn laatste oortje versnoept had. Zoo verschrikkelijk bleu leek hij toch anders niet!"
Neef Hendrik keek eens naar Karei en toen naar den Indiaan.
״Weet je wat," zei hij, ״laten we vlug naar het postkantoor loopen, dan kan Karei den brief brengen, in het voorbijgaan nemen we tabak mee... enne... in-tusschen zal ik mijnheer Zwartemes op de hoogte brengen van wat er eigenlijk gebeurd is..."
Zwartemes begon plotseling luid te lachen.
״Mij op de hoogte brengen!" riep hij uit, ״dat noem ik een goede grap. Mag ik eerst eens raden?"
״Raden?" zei neef Hendrik verwonderd.
״Ja, raden," zei Zwartemes, ״ik kan heel goed raadseltjes oplossen... Ik raad bijvoorbeeld, dat jelui een hond hebt gehad..."
״Dat is sterk!" zei Max.
״Nog sterker dan een pond koffie in een klein keteltje," zei Edo.
״Wacht nou eventjes," zei Zwartemes, ״ik kan nog veel meer raden... Laat eens kijken... Die hond is gestolen... En toen heeft Karei gezegd, dat hij in het circus zal gaan om te kijken of de hond daar is... Want den vorigen avond heeft Potterolie... of Sardelli... dat weet ik niet zoo precies, den hond gezien..."
״Dat is sterk," riep Max weer.
״Dat is heelemaal niet sterk," zei Karei en hij keek Zwartemes strak aan, ״zal ik jelui eens wat zeggen... dat heeft Zwartemes niet geraden... dat heeft hij geweten!''''
74