Hendrik. ,,Misschien zien we je daar wel en als we je niet zien, dan gaan we de stallen bekijken... dat kan je altijd bij een circus, en dan moet het al heel gek loopen, wanneer we je niet zien!"
,,Afgesproken," zei Karei.
De jongens namen afscheid van hun vriendje. Het was net alsof Karei op eens veel ouder was geworden.
Karei wandelde alleen weg in de richting van de stad.
Wanneer zouden ze hem terug zien?
VIJFDE HOOFDSTUK.
Karei was twaalf jaar, maar als je hem zag, zou je zeggen dat hij vijftien of zestien jaar was, zoo groot was hij. Toch klopte zijn hart een beetje angstig nu hij naar het circus wandelde. Hij wist niet goed hoe hij het moest aanpakken en hij hoopte maar, dat alles al achter den rug was.
Zoo naderde hij het plein waar het groote circus stond. Karei liep eens een keer om het hek heen; dat was een afstand!
Hier en daar waren in het hek deuren aangebracht. Automobielen reden af en aan, groote en kleine, ook van die kleintjes, zooals het wagentje, waarin hij gisteren Sardelli en Potterolie had gezien.
Binnen in het circuskamp was het een en al drukte. Daar zag je zwarte en bruine en gele menschen heen en weer loopen.
Op één van de hekken stond een groot bord. Daar was op geschilderd: „Personeelsingang" en er vlak onder was met krijt geschreven: Staljongens gevraagd!
„Wie niet waagt, wie niet wint," zei Karei tegen zich zelf. Hij stapte het hek door en vroeg aan een baardigen portier, die daar zat:
„Kan ik hier niet komen als staljongen?"
De portier keek hem eens aan.
58