ons zullen geen vlieg kwaad doen en toch zijn het echte Sioux. Maar het zijn doodgoeie menschen... precies het omgekeerde van wat ze je in al die boeken vertellen en zoo heb je er van alles onder."
„Zullen we weer verder rijden?" vroeg de clown.
De mannen groetten en gingen weg.
De jongens bleven met neef Hendrik en den boer wat napraten. Over het circus en over reizen.
Opeens riep Karei:
„Waar is Loebas? Heeft een van jelui Loebas gezien?"
„Loebas... Loebas... Loebas!" riepen de jongens, maar de hond verscheen niet.
„Ik snap niet waar de hond kan zitten," zei neef Hendrik.
De jongens liepen rond het huis en riepen weer:
„Loebas... Loebas!"
Maar er kwam geen antwoord.
„De kermislui!" riep neef Hendrik opeens, „als die den hond maar niet gestolen hebben. Zoo'n mooie hond."
Verslagen zaten de jongens weer onder den boom.
Al hun pret was bedorven. Loebas, hun trouwe waakhond, was weg. Wie weet wat ze daar in dat circus met het dier uithaalden.
Neef Hendrik keek vastberaden.
„Het kan niet anders," zei hij, „de kerels hebben het beest meegenomen in hun auto'tje. Maar ik zal hem terugkrijgen. Wacht maarl Al moest ik ze achterna reizen tot in Zuid-Afrika toe. Ik zal den hond terughalen."
De boer keek peinzend voor zich uit.
„Het is al laat geworden," zei hij, „en je heele plan van de reis ligt in de war. Wil je vannacht met den wagen achter het huis gaan staan, want zoo zonder waakhond langs den weg slapen is toch ook niet alles, zeker niet als er kwaad volk in de buurt is. Dan zullen we morgenochtend eens kijken wat we
49
Met de Trekpot op avontuur. 4