bed uit en liepen holderdebolder naar de keuken.
Daar viel het zonlicht al in groote bundels door de ramen.
Tjonge, tjonge, wat repten die twee zich om hun boterhammen op te eten!
Moeder plaagde hen een beetje.
״Zie je nou wel, vader," zei ze, ״dat ze vlug kunnen eten... als ze maar willen..."
Maar de jongens hadden voor niets oog dan voor hun twee koffertjes, die in een hoek van de keuken stonden. Daarin zaten alle dingen, die ze op hun reis zouden noodig hebben.
Zoo werd het kwart over zessen. Vader en moeder, die ook al klaar waren, brachten de jongens naar het huis van neef Hendrik. ״De Trekpot" stond voor de deur, de fietsen er voor. En Karei en Willem liepen er al omheen en legden alles uit aan bakker Wittem en aan een heel stelletje jongens van de klas, die allemaal waren gekomen om de vriendjes uitgeleide te doen.
״Morgen kapitein!" zeiden Max en Edo tegen Hendrik.
״Morgen... mannen!" riep deze terug.
Wat klonk dat écht!
Het duurde nog eenige minuten, toen waren alle dingen in den wagen gebracht.
״Loebas... hier!" riep neef Hendrik en daar kwam Loebas, een groote hond met verstandige oogen en zware, sterke pooten.
״Loebas gaat met den baas mee!" zei Hendrik en het was net of de hond begreep, dat hij fijn drie weken vacantie zou hebben, want hij sprong tegen neef Hendrik op en probeerde hem in het gezicht te likken.
״Alles klaar?" riep neef Hendrik. ״Alles klaar... dan opstappen en vooruit."
Daar gingen ze.
38