galmde door het geheele huis en uit alle klassen zag je jongens en meisjes te voorschijn komen. Die liepen pratend en snaterend de gangen door, de trappen af en zoo de straat op.
Toen Karei en Willem op straat kwamen, zagen ze Edo en Max in de verte hard naar huis hollen.
,,Wat zouden die twee toch hebben?" vroeg Willem.
,,Ik ben een boon als ik het weet. Vanmorgen deden ze ook al zoo stiekum-ik-heb-een־geheimpie!"
Maar 's middags, toen Willem en Karei tegen half twee naar school wilden gaan, wisten ze wat Max en Edo in hun schild hadden gevoerd.
Edo en Max riepen het al van verre en ze hadden een heelen troep jongens achter hen aanloopen, die allemaal meebrulden. De menschen kwamen uit hun huizen om te kijken wat er allemaal gebeurde, zoo'n lawaai maakten ze.
En wat riepen Max en Edo?
,,We mogen méé... we mogen mééééééééééé!... we mogen lekkertjes mééééééééééé!"
Karei en Willem begrepen het onmiddellijk.
Max en Edo praatten door elkander van opwinding. Max struikelde over zijn eigen woorden en Edo sprak zoo vlug, dat zijn tong bijna in den knoop raakte.
„We... we zijn naar Hendrik geweest..."
„Nee... eerst zijn we naar huis geweest en daar hebben we aan vader en moeder gevraagd offe we mochten..."
„En dat was direct goed..."
„Maar vader zei... als Hendrik het goed vindt, zei-d-ie... enne toen..."
„Enne toen zijn we met z'n allen naar Hendrik geweest... vanmiddag nog... en die vond het reuze, jö... Hij zal direct fietsen huren voor ons, zei-d-ie... maar meer jongens konden niet mee, want vijf is net genoeg... wie 't eerste komt, wie 't eerste zadelpijn heeft, zei-d-ie..."
25