״Och ja," zei Willem en hij keek medelijdend, ״ze komen er toch nooit uit zichzelf op... 't zijn nog maar zulke kleine jongetjes, zullen we maar denken."
De jongens waren zoo nieuwsgierig, dat ze er niet aan dachten om kwaad te worden.
Karei keek heel geheimzinnig. Hij wreef eens langs zijn neus en hij keek eens in de lucht en toen zei hij:
״Fietsen!"
״Fietsen?" riepen de jongens.
״Ja, fietsen... je kunt er fietsen voorspannen en dan trek je met drie man op je dooie gemak het heele gevalletje over den weg... enne 't mooiste is, nietwaar, Willem... als we óver gaan... dan maken wij, Willem en ik, met den woonwagen van neef Hendrik een fijne fietstocht door Nederland..."
״Oooooo!" riepen de andere jongens en Karei en Willem waren opeens de helden van den morgen.
״Tenminste," zei Willem, ״als we óver gaan..."
״Natuurlijk gaan jelui over!" riepen de jongens, ״als jelui blijft zitten, kunnen ze ons allemaal wel laten zitten."
״Zie je nou wel, Edo en Max," zei Karei, ״dat jelui gisteravond heel wat gemist hebt!"
Maar Edo en Max stonden niet meer bij het troepje jongens. Karei keek rond. Edo en Max stonden voor de schooldeur en praatten heel geheimzinnig met elkaar.
״Wat zouden die twee hebben?" dacht Karei, maar tijd om te vragen had hij niet, want de deur ging open en de jongens moesten naar binnen.
De school begon. De meester liep voor de klas heen en weer. De kinderen luisterden. Buiten scheen de zon. Langzaam kropen de uren voort. Toen was het twaalf uur. De bovenmeester trok aan de bel, dat het weer-
24