״En toch zeg ik je, dat 't levensgroot heet..."
״Nietes!"
״Welles!"
״Nietes!"
״Welles!"
״En 't is toch lékker levensgroot!"
״En 't is toch lekker levenslang."
״Jij bent een uilskuiken..."
״En jij... jij bent nog dommer dan... de pijp van de Zwolsche nachtboot!"
En toen schoot die Karei toch zoo onbedaarlijk in een lach, dat hij heelemaal niet meer dacht aan de kibbelarij.
״De pijp van de Zwolsche nachtboot... de pijp van ie Zwolsche nachtboot... zoo dom als de pijp van de Zwolsche nachtboot... jij bent toch wel een..."
״Rare brasem, zegt mijn vader altijd," vulde Willem aan, en toen waren ze den heelen twist vergeten. Een poosje zwegen ze.
״Als de tocht nou doorgaat," zei Willem na eenige oogenblikken, ״kunnen we fijn drie weken lang door Nederland zwerven. De trekpot rijdt overal mee... enne... wij fijn op onze fietsen ervoor... jarren maar, kongens!"
״Zou Hendrik doortrappertjes voor ons huren of een fiets, die vanzelf gaat?"
״Je bedoelt een frie... nou, Hendrik neemt toch zeker vast en zeker geen doortrappertjes... Zou een mooie boel worden, drie weken lang trappen... Niks hoor, we moeten morgen maar weer naar hem toe gaan en hem zeggen, dat hij fietsen met een frie moet nemen... als je dan van de hoogte af naar beneden gaat... kan je fijn je voeten stil houden..."
Willem dacht na en toen zei hij:
״Als we dan naar het Zuiden fietsen, hoef je nooit te trappen... dan ga je immers altijd naar beneden."
״Ach rare brasem," lachte Karei, ״vertel dat maar
21