De jongens lachten.
Ze kropen weer in de kasten en vijf minuten later stonden ze kant en klaar gekleed in de bakkerij.
,,Lekker warm, baas," zeiden ze.
„Wees maar voorzichtig, als je straks in de buitenlucht komt."
De jongens gingen weg.
„Wel bedankt hoor, Wittem... voor het drogen... en voor de sprits!" riepen de jongens.
„In orde, jongens!" lachte de oolijke bakker, „en denk om wat we hebben afgesproken. Thuis vertellen wat er gebeurd is, hoor!"
„Ja hoor!" riepen de jongens.
Toen ze weer op straat stonden, zeiden Max en Edo:
„Wij gaan maar naar huis... we zouden vanavond vroeg thuis komen."
Ze gingen weg.
„Wat zullen wij nu doen?" vroeg Willem.
„Ik weet wat," zei Karei, „laten we naar m'n neef Hendrik gaan. Tjonge, die heeft zoo'n fijn ding in z'n tuintje staan. Een woonwagen en die heeft hij zelf gemaakt!"
„Een wuis op hielen?" vroeg Willem.
„Ja een wuis op hielen!" antwoordde Karei.
Samen gingen ze naar het huis van Hendrik. Ver was het niet. Een paar straten maar.
„Ha, die lat," groette Hendrik en magere Willem keek boos.
„Ha, die bierton!" groette Willem terug. Hendrik was wel wat erg dik.
„Mogen we je woonwagen zien?"
„Gaan jelui over?" vroeg Hendrik, „want jongens, die blijven zitten, komen bij mij het huis niet in!"
„Neem je grootje in het ootje," zei Karei.
„Jou grootje is mijn grootje ook, want je bent immers m'n neef," kaatste Hendrik terug en toen
17
Met de Trekpot op avontuur. 2