en dan ga ik me straks weer hier verschuilen!"
Zoo gezegd, zoo gedaan.
Voorzichtig trok Karei zijn hoofd binnen boord. Hij schoof het raam dicht, liep op zijn teenen over het portaal naar de trap. Liep een beetje stommelend de trap af.
En juist op het oogenblik, dat hij zijn voet op de onderste tree wilde zetten... kreeg hij eengrootenplas ijskoud water over zijn hoofd uitgestort!
Karei stond een oogenblik beduusd... maar toen klonk een zware stem over het trapportaal:
„Ik zal jou hier-en-ginder leeren kattekwaad uit te halen op mijn trap... Leelijke kwajongen, die je bent. Dacht je, dat ik jou niet gehoord had, hè, leelijk stuk aan veegsel... En als je weer het hart onder je borstrok hebt om hier op mijn trap giebellegebbetjes uit te halen, dan zal ik je een pak slaag verkoopen, dat je geen kous van een sok kunt onderscheiden."
Een groote zware man stond boven aan het trapportaal en schudde dreigend zijn vuist in Karel's richting. De man had een rood hoofd en keek slaperig. Hij had in de warmte een beetje liggen dutten en was wakker geworden door Karel's gestommel op de trap.
„Ik moet er tusschen uit," dacht Karei en zonder zich een oogenblik te bedenken, rende hij met groote sprongen ook de andere trap af, de straat op.
„Karei... gezien!" riep Willem, die intusschen het eindje straat was teruggeloopen en precies voor de deur van het huis stond, toen de druipnatte Karei daar uit kwam stormen.
„Ik heb pech," zei Karei.
„Wat hebben we nu aan onze fiets hangen?" riep Willem verbaasd uit, „heb je in de gauwigheid een bad genomen of heb ;je van angst zoo zitten zweeten, dat het lijkt alsof je in de tobbe gelegen hebt."
Karei zei niets. Hij wees naar boven... en warempel,
10