Nu begonnen de jongens het eetgerei uit den wagen te halen. Een prachtige Primus, een soort gaskoker, die met petroleum gestookt wordt, kwam te voorschijn en een handig stel pannen, die allemaal in elkander pasten en die je zoo gemakkelijk kon wegstoppen.
״En wat eten we vanavond kapitein?" vroeg Willem.
״Wel," zei neef Hendrik, ״raad eens!"
De jongens gingen raden:
״Gebakken spinnekoppen!" zei Karei.
״Mis!"
״Roode kool met slagroom!"
״Ook mis!"
״Soep met hagelslag-chocola!"
״Mis!"
Zoo zeiden de jongens allemaal gekke dingen en intusschen had neef Hendrik de primus in orde gemaakt en er een steelpan met water op gezet.
״Ik weet wat we krijgen," zei Edo.
״Wat dan?"
״Heet water."
״Ja," zei Max, ״elk een bordje heet water en een papiertje er bij, waarop staat: dit is soep!"
Neef Hendrik goochelde met een grooten linnen zak, dien hij uit den wagen had opgediept.
״Hierin zit..." zei hij.
״Rijst!" riepen de jongens.
״Geraden," zei neef Hendrik, ״we eten rijst en hier in dat papier heb ik meel... en weet je wat ik daar straks van ga maken?"
״Pannekoeken," riep Karei.
״Geraden," zei neef Hendrik, ״tjonge, tjonge wat is die Karei een knappeling... die heeft zeker wel eens meer bij moeder thuis in de keuken geneusd!"
Het water begon te koken.
Heel handig deed neef Hendrik de rijst er in en het
106