meer dan erg aan toe. Zijn broek was letterlijk in flarden gescheurd, alleen het onderste stuk van zijn rechterpijp was nog heel. Hij stond in zijn onderbroek op straat.
Er waren natuurlijk nog wat meer menschen op het standje komen toeloopen en plotseling begon iedereen heel hard te lachen. De menschen lachten hoe langer hoe harder. Iedereen deed mee en ten slotte hoorde je in de straat niets anders dan:
״Ha... ha... ha... kijk die vent in zijn onderbroek!"
Chauffeurs zetten hun auto's stil, staken hun hoofden uit het portierraampje en lachten mee. De ramen van de huizen werden omhoog geschoven en overal zag je menschen naar buiten komen om te zien wat er toch aan de hand was, en als ze den man zagen, die daar in zijn onderbroek midden op straat stond, begonnen ze allemaal mee te lachen.
In de verte naderde een agent. Hij zag het opstootje en kwam snel dichterbij. Zijn gezicht stond ernstig.
״Dat wordt mis, jongens," zei neef Hendrik zachtjes, ״die agent is een strenge, dat kan je aan zijn gezicht zien."
De politieman werkte zich snel door de menschen heen en zijn gezicht werd hoe langer hoe boozer, maar nauwelijks was hij bij Potterolie gekomen of hij brulde het ook uit van het lachen.
Edo had natuurlijk weer een liedje klaar en hij begon:
״En ze hebben z'n broek gevonden...
gevonden... gevonden...
״En ze hebben z'n broek gevonden...
״Maar de vent zit er niet in."
En natuurlijk begon al spoedig iedereen mee te zingen en binnen een paar minuten stond Potterolie
102