een kooi kruipen en opzitten en pootjes geven... Niks hoor, ik blijf wakker, voordat Potterolie mij te pakken krijgt."
„Potterolie zal wel wijzer wezen," zei neef Hendrik. ,,Geloof maar gerust, dat die nu een goede les heeft gehad. Die begint niet zoo gauw weer aan meenemen te denken, wanneer hij een hond ziet."
„Die directeur is anders geen makkelijk heertje," zei Karei. „Tjonge, tjonge wat ging die te keer toen hij hoorde, dat iemand uit zijn circus een hond gestolen had... Wanneer hij Potterolie had gesnapt, dan zou er wat voor dat heer hebben gezwaaid..."
„Je kunt ook niet een Joris Goedbloed zijn, wanneer je met zoo'n massa menschen te maken hebt," zei de boer.
Neef Hendrik stond op.
„Ik weet wat, jongens," zei hij, „de boterhammen voor vanmiddag zijn ingepakt... en ik heb in de veld-flesschen wat thee gedaan, met suiker natuurlijk, want jelui zijn eigenlijk nog maar heele kleine jongetjes, die graag suiker snoepen... en ginder is een garage. Ik stel voor om den woonwagen daarheen te rijden, „De Trekpot" daar vanmiddag neer te zetten... en wij gaan er op uit..."
„Loopen?" vroeg Karei en hij keek benepen naar zijn schoenen.
„Waarom niet?... maar tja, jij bent natuurlijk een beetje moe, jij hebt vandaag al een heele massa werk gedaan... Weet je wat... we zetten den woonwagen in de garage en jij gaat in den wagen een deuntje slapen... en intusschen gaan wij er op uit. Goed?"
„Ik bedank je lekker," zei Karei. „Ik voel er geen snars voor om nu naar bed te gaan..."
„Wees maar niet bang, hoor," zei neef Hendrik, „ik heb maar wat geplaagd. We kunnen de fietsen toch immers van den woonwagen los maken. Dan zetten we
98