w
״Hoe weet jij", zegt Frans Hokkert nu, ״dat ik ook....?"
״Hoef je geen Sherloek Hommeles voor te wezen. Die ezel van een portier beneden zei tegen ons allemaal: U komt zeker voor dien moord in de Helmersstraat en voor dat akkevietje daar in Zwijndrecht, dat ze ons weer op ons dak geschoven hebben, omdat die karhengsten daar te stom voor zooiets zijn. Wij vielen zoo om te zeggen met onze neuzen in de boter. Vooruit dus met de geit, Hokkert!"
.,Tja", aarzelt Hokkert: hij zou liever de ver־ rassing nog even opwarmen, maar enfin, nu moet
't maar, ״eh____die portier fantaseert er maar op
los. Die moord in Zwijndrecht is ons heelemaal niet bij wijze van douceurtje toegeschoven. We
hebben vannacht____"
Hokkert gaat sneller praten; dat doet hij altijd, wanneer hij fantaseert.
-----we hebben vannacht druk getelefoneerd
met Zwijndrecht. Wij vermoeden n.1. verband tusschen beide moorden. Er zijn teekenen, dat hier meer achter zit dan men zoo oppervlakkig oordeelend denkt."
De perskerels gelooven dat verhaaltje van het onderlinge verband grif. De potlooden springen van den eenen regel op den andere. Ziezoo, die schuit vaart weer. Een oogenblik heeft Hokkert
82