een vertegenwoordiger van het land, waarbij U allen dik in de beer zit, oprecht verklaren, dat ik nog nooit in mijn leven zulk een uitgezocht stelletje uilskuikens bij elkander heb gezien." „Te veel eer", steunt Herr Gutsberg. „Wij zijn het met elkander eens, Herr Gutsberg", zegt John Masters droogjes. „Wanneer jullie herroem de principalen in Londen en in Parijs en in Berlijn jullie hier hadden kunnen hooren, zou je op staanden voet en zonder opzeggingstermijn zijn ontslagen. En op jullie getuigschrift zou de lommerd geen halve cent hebben gegeven. Noem jullie dat onderhandelen, wat jullie hier gedaan hebt? Het leek warempel wel de dialoog uit een ro־־
man____ Jullie bent volmaakt ongeschikt, mijne
heer en, volmaakt ongeschikt----"
„Meneer Masters is lichtelijk après boire", hoont monsieur Marcel, „hij ziet deze belangrijke confe*
rentie voor een bridgeavond aan----"
„Wat ik zie doet er niet toe----maar ik wéét
wei, dat monsieur Marcel de grootste domheid begaat, die hij begaan kan om nu ook nog Amerika tegen zich in het harnas te jagen. U heeft bond־־ genooten noodig, meneer Panier, vijanden heeft U
vandaag genoeg gekregen----trouwens monsieur
Marcel heeft vandaag niet zijn gelukkigen dag. Hij had zich nog wel zoo vast voorgenomen om eerst het terrein te verkennen, nietwaar____en hoe dom
62