״Dat beteekent oorlog", zegt hij. Het is een vonnis: hij is rechter en beul, beide.
״Dan maar oorlog", zegt Mr. Lawrence. ״Wan־ neeT Frankrijk ons daartoe dwingt, zullen wij, in uitersten nood, onze industrie moeten baseeren op
de nieuwe uitvinding----"
„Duitschland laat zijn bondgenooten niet in den steek" zegt Herr Gutsberg. Gaat hij nu Nietzsche citeeren of Goethe?
„Dan zal van morgen af____ den invoer van
Duitsche radio־artikelen naar Frankrijk____ en
ook die van Engelsche natuurlijk, worden verbo־ den. Zakelijke meeningsverschillen kan Frankrijk
verdragen____ maar wij gedoogen niet, mijne
heeren, dat men onze eer aantast. Wij zijn een volwassen natie!" „Het zij zoo", kraakt de stem van Mr. Lawrence. „Een van ons beiden zal de verliezer zijn", hoont
monsieur Marcel, „maar ik niet____ober.....ober,
hallo____ ober! Vraag eens dringend Parijs aan
voor me----hier is het nummer
„Daar zou ik maar even mee wachten", zegt John Masters nu.
Hij is opeens tien jaar jonger geworden. In zijn oogen is het Hartjesdag met veel zonnetjes en uit elkander ploffende rotjes.
„Daar zou ik maar even mee wachten____mijne
heeren____ik moge U met de vrijmoedigheid van
61