doet kan me geen laars schelen, zoo'n papiertje, dat je direct uit Amerika laat komen, geteekend door je bazen ... enne ... enne ... in dat brieffie laat je ze schrijven, dat ik... als 't zaakkie lukt, lid wor ... van jullie directorium ... enne ..."
„Je bent stapelgek, vent!"
„Enne... ik kan als directeur niet eerder ont־ slagen worden of ze motte־me vijf jaar salaris uit־ betalen.... over 't bedrag motte we 't dan nog eens worden! Zoo, dat is dat en als 't je soms makkelijker is, hoef je die duizend gulden niet handje contantje te geven... die kan je ook wel laten overschrijven, 'k denk, dat ik de gemeente־ giro neem, m'n nummer zeg ik je dan nog wel...
„Jouw nummer is elf, glasharde lunatic!"
„En het telefoonnummer van Het Volk is drie twee zes dubbel nul! Als je me even een dubbeltje leent, ga ik aan den overkant telefoneeren, dan kan 't nog in het avondblad dat van die uitvin־ ding... anders moet ik dat heele eind loopen!"
„Blijf", zegt de Amerikaan.
Mister John Masters staat op. Loopt naar de deur. Gaat weer zitten.
„ Zijn gezicht staat hard. Maar zijn stem is zachte gelei. Hij zegt:
„Jij bent een raar stuk vreten, meneer de Brie ... wat jij vraagt is geen kleinigheid. Jij denkt geloof ik, dat ik ons־lieve־Heer zelf ben. Tenslotte ben
21