״Dat zal ik, maar ik vertel je d'r meteen bij, dat ik niet van plan ben om weer zoo lang te wachten als daar nét. Je moet over de brug komen, vader־ tje en een beetje gauw... anders is de boot nét weg!"
״Ik zal vijf duizend Dollars op je naam zet־ ten... als 't lukt dit zaakje en je hebt je waffel gehouden, krijg je ze... als je praat... krijg je een dikke niks!"
״Prakkizeer d'r niet over."
Jacobus slaat z'n eene been over het andere. Hij legt het eindje cigaret — z'n vierde — voor־ zichtig op het randje van de aschbak. En spreekt:
״Nou zonder Haarlemmerdijkkies... ik ben niet gek, want dan zat ik niet hier. Ik zal m'n mond houden... Geen krantenvent, geen sterveling komt van mij één stom woord te weten... Maar jij deponeert op staanden voet tien aandeelen van duizend van jouw maatschappij in mijn safe... ik bedoel in de safe, die ik zoo meteen van plan ben te huren... Da's waar ook... tien aan־ deelen... én duizend gulden in briefjes van tien."
״O... K..." zegt de Yank resoluut, maar zijn oogen kijken verbijsterd; en hij wil Jacobus' hand grijpen.
„Laat Kee maar thuis... ik ben nog niet klaar... En ik moet ook nog een papiertje hebben, dat je direct telegrafisch of telefonisch of hoe je
20