begrepen, dat־ie voor dien langen Amerikaanschen drooglat is van één hoog."
. Zonder dat schimmetje Engelsch zou 't dan zijn uit geweest! Uit! Hij zou hebben gestempeld. En verder hebben gewacht op den baas, die weet hoe het hoort. Wanneer hij de hausse had beleefd, zou die baas zijn gekomen. Wanneer Jacobus vóór de hausse naar het kerkhof zou zijn gereden, zou de baas tóch gekomen zijn, maar bij een ander.
Maar nu kénde Jacobus een schimmetje Engelsch. Iets van de beteekenis der woorden op het witte papier drong tot hem door. Hij las en herlas. Spelde tastend de volzinnen na. Tot de beteekenis van den brief hem geheel gevangen had.
Tjonge, Jacobus, dat is geen kleinigheid. Nu is het bankje onder je voeten weggeschopt. Even gaf het een benauwde knak; in je hersens ver־ schoof iets, maar nu zweef je vrij in de lucht. Alle droomen zijn opeens tastbaar geworden.
Die Engelsche brief, dat smetteloos־witte vel־ letje postpapier met die violet־getypte letters erop, dat is het paspoort naar de betere wereld. Jij heet De Brie J. F. Op de enveloppe staat duide־ lijk Mr. John Masters. Zoo heet jij niet, zoo zal je nooit heeten! Maar ruik je niet de geur van vrijheid en wijdheid om dezen naam? Zie je Miss Liberty nog niet en New York's skyline?
11